Tweede generatie


II.1
TIJMEN TIJMENS

overl. voor 1698
x Niezijl 13 febr. 1670 Lisabeth Willems
van Friedrichstadt.

Dit echtpaar is alleen in het trouwboek van Niezijl aangetroffen. In het lidmatenboek van Niezijl komen in 1706 Gerryt Reinders en Lysebet Willems voor, die als echtpaar lidmaat worden op belidenis en betuigenis, mennonieten. Zij waren op 24 juli 1698 in het huwelijk getreden, hij is dan 'van Niezijl', zij 'van Oldekerk'. Redelijkerwijs mag worden aangenomen dat Tijmen Tijmens Posthuma dus voor 1698 overleed.

II.2
JACOB TIJMENS Posthuma, landbouwer te Niezijl

overl. Niezijl 19 febr. 1733
x Groningen 17 juli 1682 Tjitske Fransen
dochter van Frans Reukes en Soetje Siewerts

1. Soetje trouwt in 1706 en in 1736
2. Tijmen trouwt in 1713
3. Gerben trouwt in 1718
4. Jacobus trouwt in 1720
5. Sywert/Suardus geb. 17-10-1694
6. Eelke trouwt in 1726
7. Frans trouwt in 1728
8. Gerrit/Gerardus trouwt in 1734

Voor deze publicatie werden de kinderen uit het hier beschreven gezin beschouwd als de oudst bekende generatie Posthuma. Er was niet onomstotelijk vastgesteld dat de genoemde kinderen ook inderdaad broers en zuster van elkaar waren, alleen viel op te merken dat tijd, plaats, godsdienst en namen dit wel zeer aannemelijk maakten: allen trouwden en woonden in West-Groningen (Niezijl, Niehove, Tolbert) of Oost-Friesland (Drachten, Driesum, Stroobos), allen waren doopsgezind maar werden vaak op latere leeftijd hervormd gedoopt, allen gebruikten het patroniem Jacobs of Jacobi en voerden de familienaam Posthuma, vaak werd de voornaam gelatiniseerd.

In de rechterlijke archieven van Groningen en Friesland komen de acht Posthuma's opvallend vaak in verschillende combinaties voor. Zo procederen Gerardus, Suardus, Eelke en Gerben samen tegen Geert Jans, paardenkoper te Buitenpost, Gerben procedeert ook tegen de weduwe van Tijmen Jacobs. De echtgenoot van Soetje procedeert tegen Eelke.
Na het kinderloos overlijden van Tijmen Jacobs wordt de boedel in zeven gelijke delen verdeeld.
Dan waren er ook onderlinge financiële transacties: Johannes Eelkes rekent met de wezen van Suardus pacht af die hij ontving voor zes pachtsteden in Egbertsburen onder Lutjegast. De weduwe van Gerrit Posthuma verkoopt haar vierde deel van deze heemsteden te Lutje-gast aan Jacobus. Bovendien zijn de vrouwen van Eelke en Frans zusters van elkaar en trouwt een kleinzoon van Soetje met een dochter van Suardus.
Bij de volgende generatie hierover meer.



Toch heeft het vele jaren gekost, voordat de ouders van deze kinderen bekend waren. Al lang had ik Jacob Tijmens als vader op het oog, maar een degelijk bewijs ontbrak. Het was vooral onduidelijk wie zijn vrouw was en waar de namen van de kinderen vandaan kwamen. Omdat drie zoons weer een dochter Tjitske hadden lag het zeer voor de hand, dat ook de moeder zo heette. Een aantal toevalstreffers, weliswaar afgedwongen door ijverig blijven zoeken, bracht haar ware identiteit aan het licht.
In het doopsgezind doopboek van Leeuwarden trof ik de naam Sywert Fransen aan, een voorganger van de gemeente uit Groningen. Die naam was natuurlijk verdacht. Nader onderzoek in het Gemeentearchief van Groningen bracht meer aan het licht: Sywert was apotheker, net als vele nakomelingen Posthuma, er was sprake van een broer Eelke Fransen, Sywert had een oom Eijlert Willems, die ook contacten had met Jacob Posthuma. Het bewijs werd tenslotte geleverd door de acte van huwelijkse voorwaarden van een zuster van Sywert, Trijntie Fransen. Hierin stond het volgende:


En alsoo in gevolge Houwelijks Contracten tusschen Jacob Tijmens Postema en Tjitske Fransen in dato den 17 July 1682 een generale ongemeenschap is gestatueert, soo is ten overstaan van wedersijde vrunden mede besloten ...

Met deze vondst paste een groot aantal stukjes van de Posthuma-puzzel in elkaar.

Jacob Tijmens Posthuma wordt ook genoemd in een acte uit het archief van de Friese gemeente Achtkarspelen. Op 21 okt. 1700 wordt de erfenis verdeeld door de kinderen en kleinkinderen van wijlen Jan Gabes en Dieuwerke Dirks te Surhuisterveen. Jacob trad daar op als voogd voor de kinderen van Rieme Eijlerts, de weduwe van Dirk Jans en een nicht van Tjitske Fransen.

In het archief van de families Van der Veen en Westerhoff op het Groninger Archief bevindt zich een akte van 29 mei 1702, waarin Gerlof Johannes en Trientje Heeres, e.l. te Dokkum verklaren aan Jacob Tymens Postuma en Tjietske Fransen, e.l. te hebben verkocht een behuizing, hof enz. op 'het Neihoofster Uitterdijk' met het recht van beklemming, van 48 grazen land, alsmede conditiën van verhuur daarvan. Dit met een aantekening dat Eelke Postemus huurder van genoemde 48 grazen land is geworden.

In 1721 wordt Jacob genoemd in het schatregister voor verponding (een soort onroerend-goedbe-lasting), te Oldekerk-boven als eigenaar en te Oldekerk-beneden als gebruiker; in 1730 vermeldt het taxatiekohier zijn naam, nu te Niehove. Hij zal in Niezijl overleden zijn, getuige een grafsteen aldaar met opschrift:
Anno 1733 den 19 Februari De Er.
Jacob T. Postma in den Heere gerust.
De wegh des levens is den verstandigen
na boven, opdat gij afwijke van de helle beneden.